Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Geen vrijstelling van belasting bij invoer personenauto
Voor de vraag of belanghebbende recht heeft op de vrijstelling van artikel 3 van Verordening (EG) nr.1186/2009 dient te worden vastgesteld waar belanghebbende, gedurende de periode waarin hij voor zijn werk in Qatar verbleef, zijn normale verblijfplaats had.
In de communautaire douanewetgeving worden de begrippen ‘normale verblijfplaats’ en ‘gewone verblijfplaats’ als synoniemen gebruikt (vgl. Hoge Raad 20 december 2002, nr. 36579, LJN: AF2241). Uit de arresten van 23 april 1991, nr. C-297/98 (Ryborg), Jur. 1991 blz. 1943, 12 juli 2001, nr. C-262/99, (Louloudakis), Jur. 2001, blz. I-5547 en 26 april 2007, nr. C-392/05 (Gregorios Alevizos), Jur. 2007, blz. I-03505 volgt dat de gewone verblijfplaats de plaats is waar de betrokkene het permanente centrum van zijn belangen heeft, waarbij alle relevante feitelijke elementen in aanmerking worden genomen, en dat in een situatie waarin het niet mogelijk is om vast te stellen waar dit centrum is gelegen, voorrang moet worden gegeven aan de plaats waar de betrokkene zijn persoonlijke bindingen heeft.
Anders dan de inspecteur betoogt staat de omstandigheid dat op voorhand vaststond dat belanghebbende op enig moment naar Nederland zou terugkeren er niet aan in de weg dat belanghebbende gedurende zijn verblijf in Qatar aldaar zijn normale verblijfplaats had (vgl. voormeld arrest HvJ 26 april 2007, C-392/05, punt 56). Derhalve dient te worden onderzocht welke beroepsmatige en persoonlijke banden belanghebbende onderhield met Nederland, respectievelijk Qatar.
Uit de stukken van het geding blijkt dat belanghebbende gedurende de drie-en-een-half jaar die hij in Qatar werkzaam was, ook in Qatar verbleef, met uitzondering van in totaal 281 dagen waarop hij, wegens bezoeken aan Nederland en vakanties elders verbleef.
Hij beschikte in Qatar over gemeubileerde woonruimte die door zijn werkgever ter beschikking was gesteld. Zijn persoonlijke goederen in Qatar bestonden blijkens de paklijst van de verhuizer uit kleding, boeken, CD’s, glazen en borden, een ‘home theatre’, een stofzuiger en nog enkele kleine artikelen. Uit overgelegde verklaringen blijkt dat belanghebbende in Qatar deelnam aan het sociale leven (collega’s, vrienden). Familie, (overige) vrienden en meerderjarige kinderen verbleven in Nederland. Gedurende deze periode verbleef belanghebbendes echtgenote in de (echtelijke) woning te [P]. Belanghebbendes echtgenote heeft belanghebbende in de periode waarin hij werkzaam was in Qatar zes keer daar bezocht voor een duur van in totaal 83 dagen. Belanghebbende is in die periode twintig keer naar Nederland gereisd, en verbleef dan in de (echtelijke) woning te [P].
Ten aanzien van de plaats waar de vermogensrechtelijke belangen van belanghebbende zijn gelegen is komen vast te staan dat belanghebbende een eigen woning in Nederland had en hier te lande pensioenrechten opbouwde. Belanghebbendes salaris werd uitbetaald op een bankrekening in Qatar. Ten aanzien van de plaats waar hij administratieve banden met de overheid en de sociale instanties had, is niet meer gesteld of gebleken dan dat hij een Nederlands paspoort had en een tijdelijke verblijfsvergunning voor Qatar.
Op grond van de voormelde omstandigheden is het niet mogelijk om eenduidig vast te stellen waar het permanente centrum van de belangen van belanghebbende was gelegen, zodat conform de onder 5.1 aangehaalde rechtspraak voorrang moet worden gegeven aan de plaats waar hij zijn persoonlijke bindingen had. Gelet op de omstandigheid dat zijn echtgenote in Nederland in de echtelijke woning verbleef, dat zij hem in Qatar zes maal heeft bezocht en dat belanghebbende na diens vertrek met enige regelmaat is teruggekeerd voor een bezoek aan zijn echtgenote en zijn familie, terwijl de persoonlijke binding met Qatar, aldus de stukken van het geding, beperkt is gebleven tot min of meer vrijblijvende sociale contacten, lag het zwaartepunt van de persoonlijke bindingen naar ’s Hofs oordeel in Nederland. Hieruit volgt dat geen sprake is van het overbrengen van de normale verblijfplaats van Qatar naar Nederland, zodat de vrijstelling terecht is geweigerd.
Geplaatst door Vincent de Groot van
Robelco Tax Services
op
zondag, juli 14, 2013
Labels:
Rechtspraak