Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Aansluitingsvoorwaarde AOW niet discriminerend
Feiten: de belanghebbende is een Nederlander die afwisselend in België en Nederland heeft gewoond. Als inwoner van België heeft hij voor zijn in België gevestigde werkgevers - vennootschappen waarvan hij directeur en enig aandeelhouder was - in zowel Nederland als België gewerkt. Hij stelt als inwoner van België voorts in Nederland zowel als zelfstandige als in loondienst werkzaamheden te hebben verricht. De SVB meent dat de belanghebbende niet heeft bewezen als Belgisch inwoner in Nederland in loondienst te hebben gewerkt zodat uitsluitend de Belgische sociale-zekerheidswetgeving van toepassing is (geweest) en de korting op het AOW-pensioen wegens niet-verzekerde jaren terecht is.
Geschil: de belanghebbende meent in hoger beroep onder (veel) meer dat niet-ingezetenen worden gediscrimineerd omdat ingezetenen niet hoeven te bewijzen dat zij ter zake van in Nederland in loondienst verrichte arbeid aan loonbelasting zijn onderworpen.
De CRvB ziet weliswaar een indirect onderscheid naar nationaliteit maar acht dat gerechtvaardigd op grond van de (legitieme) doelstelling van de volksverzekeringswetten.
Cassatieklacht belanghebbende: de CRvB heeft ten onrechte geoordeeld dat de discriminatie van hem als niet-ingezetene gerechtvaardigd is.
A-G Wattel ziet, naast klachten ter zake waarvan geen cassatieberoep open staat, twee klachten: schending van het volkenrechtelijke discriminatieverbod (art. 14 EVRM c.q. Protocol 12 EVRM) in verband met art. 1 Protocol 1 EVRM (eigendomsgrondrecht) en belemmering van het vrije personenverkeer binnen de EU. Hij acht beide klachten ongegrond. Het door het ingezetenen-criterium indirect gemaakte onderscheid naar nationaliteit betreft geen onveranderlijk persoonskenmerk zoals sekse of ras, zodat geen sprake is van een ‘verdacht’ criterium waarvoor als rechtvaardiging ‘very weighty reasons’ in de zin van de rechtspraak van het EHRM vereist zijn. Bovendien heeft de belanghebbende de Nederlandse nationaliteit. Gezien de noodzaak voor een Staat om de groep van verzekerden voor zijn volksverzekering af te bakenen en gezien de legitimiteit van het daarvoor adequate criterium van inwonerschap in die Staat, is het niet onredelijk om aan niet-inwoners voor verzekering de objectieve eis te stellen dat zij in Nederland ter zake van loondienst onderworpen zijn aan loonbelasting. Van niet-inwoners kan per definitie niet het bewijs verlangd worden dat zij inwoner zijn, zodat een ander relevant criterium gesteld moet worden: aan loonbelasting onderworpen arbeid in Nederland. Dat is geen discriminatie, maar een adequaat bewijsrechtelijk onderscheid op grond van verschil in feitelijke situatie. Dat onderscheid valt niet alleen binnen de ruime beoordelingsmarge van de wetgever bij het maken van onderscheid in sociaal-economische wetgeving, maar weerspiegelt ook het onderscheid in feitelijke omstandigheden, zodat de ongelijkheid evenredig is aan het ongelijkheid.
Evenmin wordt, aldus de A-G, het vrije personenverkeer belemmerd, wezenlijk op grond van dezelfde overwegingen. Het aanwijzingscriterium van de plaats van (substantiële) werkzaamheid in loondienst wordt door het Europese recht zelf gesteld. De A-G leest in belanghebbendes stellingen niet dat Vo 1408/71 zelf in strijd zou zijn met het volkenrechtelijke discriminatieverbod (en zou die stelling overigens ongegrond achten). Nederland heeft het door Vo 1408/71 gestelde loondienstcriterium bewijsrechtelijk uitgewerkt in het criterium ‘onderworpen aan loonbelasting’, hetgeen een adequate uitwerking is, nu substantiële werkzaamheden in loondienst die niet aan loonbelasting onderworpen zijn, zich moeilijk laten denken. Een niet-ingezetene hoeft voorts in vergelijking met een ingezetene niet aan méér voorwaarden voor verzekering te voldoen, maar aan een andere voorwaarde. Opnieuw geldt dat van een niet-ingezetene geen bewijs van ingezetenschap kan worden geëist, zodat een objectief en adequaat ander criterium moet worden toegepast: onderworpenheid aan loonbelasting voor in Nederland in dienstbetrekking verrichte arbeid. De bewijslast ter zake van ingezetenschap en die ter zake van onderworpenheid zijn zijns inziens vergelijkbaar en het onderscheid in bewijsobject is hoe dan ook geschikt en proportioneel om de legitieme doelen - rationele afbakening van de kring van verzekerden en vaststelling van het toepasselijke nationale sociale-verzekeringsstelsel - te bereiken.
Geplaatst door Vincent de Groot van
Robelco Tax Services
op
dinsdag, januari 14, 2014
Labels:
AOW,
Discriminatie,
EVRM,
Rechtspraak,
SVB