Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Bij bepaling middelingsteruggaaf rekening houden met premie volksverzekeringen
Advocaat-generaal Niessen heeft heden conclusie genomen in de zaak met nummer 13/00724, betreffende een toepassing van de middelingsregeling, zoals opgenomen in artikel 3.154 Wet IB 2001. Het geschil betreft de vraag of bij de berekening van een middelingsteruggaaf rekening moet worden gehouden met de premies volksverzekeringen.
A-G Niessen benadrukt dat de middelingsregeling is bedoeld als tegemoetkoming voor het progressienadeel dat kan ontstaan bij sterk wisselende inkomens. Indien het inkomen in verschillende jaren sterk fluctueert, kan het progressieve tarief van de inkomstenbelasting er immers toe leiden dat het in een dergelijk geval zwaarder wordt belast dan wanneer "die inkomens gelijkmatig zouden zijn gevloeid".
Voor de toepassing van de middelingsregeling wordt onder de geheven en herrekende belasting mede verstaan de premie volksverzekeringen die is of zou zijn geheven (vgl. artikel 3.154, lid 7, Wet IB 2001). De premie volksverzekeringen wordt echter slechts als rekengrootheid in de middeling betrokken. Ingevolge artikel 58, lid 1, Wet financiering sociale verzekeringen wordt de premie volksverzekeringen weliswaar geheven "met overeenkomstige toepassing van de voor de heffing van de inkomstenbelasting geldende regels", maar de middelingsregeling is daarbij nadrukkelijk uitgezonderd. Toepassing van de middelingsregeling heeft dus geen gevolgen voor de daadwerkelijk verschuldigde premie volksverzekeringen of de aan deze verzekeringen te ontlenen aanspraken. Een middelingsteruggaaf heeft derhalve louter het karakter van een belastingteruggaaf.
Dit karakter van belastingteruggaaf neemt volgens de A-G echter niet weg dat de hoogte van de (herrekende) premieheffing hierop van invloed is. In voorkomende gevallen kan dit ertoe leiden dat een lagere herrekende inkomstenbelasting niet leidt tot een middelingsteruggaaf, omdat hier een relatief hogere herrekende premie volksverzekeringen tegenover staat. In belanghebbendes situatie doet zich dit voor. A-G Niessen merkt op dat de omstandigheid dat een hogere herrekende premie volksverzekeringen de middelingsteruggaaf drukt, tot gevolg heeft dat de middelingsregeling in zoverre materieel eigenlijk wel voor de premieheffing wordt toegepast.
De A-G benadrukt dat dit materieel 'bijheffen' van premie volksverzekeringen geen gevolgen heeft voor de daadwerkelijk verschuldigde premie volksverzekeringen of de aan deze verzekeringen te ontlenen aanspraken, zodat deze 'premie' feitelijk niets meer is, maar ook niets minder, dan een korting op de belastingteruggaaf. Dit betekent dat met betrekking tot de premieheffing geen sprake kan zijn van schending van het eigendomsgrondrecht als vervat in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM, noch van het gelijkheidsbeginsel als vervat in artikel 26 IVBPR of artikel 14 EVRM.
De vraag is of de wijze waarop bij de bepaling van deze korting op de belastingteruggaaf rekening wordt gehouden met herrekende premie volksverzekeringen, de toets aan voormelde verdragsbepalingen evenzeer kan doorstaan.
A-G Niessen heeft bij de beoordeling van deze vraag vooropgesteld dat de wetgever bij de vormgeving van de middelingsregeling als belastingfaciliteit een ruime beoordelingsmarge toekomt (vgl. HR BNB 2008/229). Uit de in de conclusie aangehaalde wetshistorie blijkt dat de premieheffing "om redenen van eenvoud" als rekengrootheid in de middelingsregeling is betrokken. Daarbij werd de toevoeging geplaatst: "Gelet op de nauwe samenhang (…) tussen de belastingheffing en de premieheffing".
De middelingsregeling biedt een tegemoetkoming voor het progressienadeel dat kan ontstaan bij sterk wisselende inkomens. In aanmerking nemend dat de wetgever, uit het oogpunt van het hiervoor bedoelde eigendomsgrondrecht, redelijkerwijs niet gehouden was in een dergelijke regeling te voorzien, is een drempel voor de toepassing ervan op zichzelf toelaatbaar.
De middelingsregeling kan zo worden verstaan dat de wetgever ervoor heeft gekozen bij de bepaling van deze drempel mede rekening te houden met de (herrekende) premie volksverzekeringen. Deze keuze is, gezien de vervlochtenheid van de belasting- en premieheffing, vanuit de ratio van de middelingsregeling goed te verdedigen en derhalve niet van iedere redelijke grond ontbloot. Bij de vormgeving van de middelingsregeling is de wetgever derhalve binnen zijn beoordelingsmarge gebleven, zodat de wijze waarop bij de bepaling van een middelingsteruggaaf rekening wordt gehouden met (herrekende) premie volksverzekeringen, de toets aan voormelde verdragsbepalingen kan doorstaan.