Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Terugwerkende kracht regeling excessieve vertrekvergoeding geoorloofd
De terugwerkende kracht die aan de regeling excessieve vertrekvergoeding is verbonden, is volgens de Hoge Raad toch geoorloofd. Volgens deze regeling mag voor heffingen over het jaar 2009 rekening worden gehouden met bestanddelen uit het inkomen van heel 2008, óók voor zover deze werden genoten voordat de inhoud van deze regeling werd bekendgemaakt (13 mei 2008).
Hiermee is een eind gekomen aan de onzekerheid over de toelaatbaarheid van deze regeling en met name de terugwerkende kracht. Hof Arnhem-Leeuwarden vond de terugwerkende kracht namelijk niet toelaatbaar. Advocaat-Generaal Niessen vond de terugwerkende kracht wel toelaatbaar, maar zou de regeling niet-proportioneel hebben gevonden als in de onderhavige procedure het heffingspercentage zou hebben gegolden vanaf 2013 (75 procent) in plaats van de toenmalige 30 procent.
Wat betekent dit voor u?
Veel lopende procedures over deze regeling die zien op het jaar 2009 en waarbij vóór 13 mei 2008 een hoge vertrekvergoeding is genoten, kunnen nu worden beëindigd. Dit omdat de Hoge Raad, onze rechter in hoogste instantie, in de zaak heeft beslist. De Hoge Raad erkent dat de onderhavige regeling de voorzienbaarheid van de heffing in bovengenoemde omstandigheden schendt. Maar dit leidt nog niet tot de conclusie dat daarmee zonder meer sprake is van strijd met het recht op ongestoord genot van het eigendomsrecht, zoals bedoeld in het Eerste Protocol van het EVRM. Daarvan is pas sprake als er geen evenwichtige afweging (fair balance) is gemaakt tussen de betrokken belangen.
De Hoge Raad was van oordeel dat de regeling een legitiem doel in het algemeen belang dient, namelijk het ontmoedigen van het toekennen van vergoedingen boven de norm uit de Nederlandse Corporate Governance Code. Verder was de wetgever gebleven in zijn ‘ruime beoordelingsmarge’ voor wat betreft de gekozen heffingsmethode van de regeling. De regeling moest uitvoerbaar zijn en ontgaansmogelijkheden tegengaan. De Hoge Raad wees erop dat een eventuele heffing pas aan de orde komt na het beëindigen van de dienstbetrekking na 1 januari 2009, dat wil zeggen na inwerkingtreding van deze regeling. In zoverre is de heffing wel voorzienbaar.
Dit alles bracht de Hoge Raad tot het oordeel dat de wetgever binnen zijn ruime beoordelingsmarge is gebleven, óók voor zover rekening wordt gehouden met loonbestanddelen die zijn genoten voorafgaand aan de bekendmaking van de regeling. Ook was volgens de Hoge Raad voldaan aan het vereiste van ‘fair balance’.
Eventueel wel door te zetten lopende procedures
De Hoge Raad heeft in zijn arrest een rechtsvraag beantwoord waar Hof Arnhem-Leeuwarden niet aan toe was gekomen. In een bepaalde situatie is het raadzaam dat een lopende procedure over deze regeling wordt voortgezet. Het betreft de situatie waarin een werkgever de desbetreffende werknemer vóór 2008 aandelenopties heeft toegekend die ook vóór 2008 onvoorwaardelijk zijn geworden en die in 2009 (in verband met de beëindiging van het dienstverband) zijn uitgeoefend. De bijzondere heffingsregeling voor aandelenopties geldt namelijk niet voor de regeling excessieve vertrekvergoeding.
Deze bijzondere heffingsregeling houdt in dat de belastbaarheid van het voordeel uit aandelenopties op het moment van uitoefening of vervreemding van die opties ontstaat in plaats van het moment van de onvoorwaardelijke toekenning daarvan. Voor de regeling excessieve vertrekvergoeding is het moment van onvoorwaardelijke toekenning van de aandelenopties wel van belang. Ligt dit moment vóór 2008, dan mag de inspecteur dit voordeel niet in aanmerking nemen bij de regeling excessieve vertrekvergoeding.
De regeling excessieve vertrekvergoeding
De regeling excessieve vertrekvergoeding houdt in dat de werkgever een extra loonheffing is verschuldigd van 75 procent (tot en met 2012 30 procent) over de door hem verstrekte vertrekvergoeding voor zover deze vergoeding het jaarloon van de vertrekkende werknemer in het ‘vergelijkingsjaar’ overstijgt. In ons nieuwsbericht van 25 oktober 2013 hebben we de hoofdlijnen van deze regeling weergegeven.
Bron: Hoge Raad, 20 juni 2014, nr. 13/01432.
Geplaatst door Vincent de Groot van
Robelco Tax Services
op
woensdag, juli 02, 2014
Labels:
Excessieve vertrekvergoeding,
Hoge Raad,
HR,
Rechtspraak