De rechtbank is op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden, mede in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat niet aannemelijk is dat belanghebbende in het onderhavige jaar nog een duurzame band van persoonlijke aard had met Nederland. Belanghebbende verbleef immers sinds 2008 nagenoeg permanent in Thailand, had geen eigen woning in Nederland ter beschikking en had geen contacten van persoonlijke aard, anders dan de jaarlijkse bezoekjes van enkele dagen aan zijn moeder. Dat belanghebbende zelf heeft aangegeven binnenlands belastingplichtig te zijn en dat hij tot december 2010 was ingeschreven bij de gemeente om te voorkomen dat zijn Nederlandse zorgverzekering zou eindigen doet daaraan niet af. De rechtbank acht aldus aannemelijk dat de band van persoonlijke aard met Nederland al vóór 2010 niet meer duurzaam was. Belanghebbende is dan niet in het onderhavige jaar, maar eerder, opgehouden binnenlands belastingplichtig te zijn.
Nu niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in 2010 is opgehouden binnenlands belastingplichtig in Nederland te zijn is het opleggen van de conserverende aanslag over dat jaar niet mogelijk. De overige geschilpunten behoeven dan geen inhoudelijke behandeling meer.