Objectief pleitbaar standpunt
Een pleitbaar standpunt komt in menig belastingzaak naar voren. Dat is niet voor niets, want het hebben van een dergelijk standpunt sluit een fiscale boete uit. In de Credit Suisse-arresten van 21 april 2017 geeft de Hoge Raad de langverwachte duidelijkheid over wanneer nu precies sprake is van een pleitbaar standpunt. Dit moet naar objectieve maatstaven worden beoordeeld en niet naar subjectieve. Dat betekent dat als het standpunt ten tijde van het doen van de aangifte is gebaseerd op een pleitbare uitleg van het (fiscale) recht, waardoor een belastingplichtige redelijkerwijs kon en mocht menen dat zijn aangifte juist was, er geen opzet of grove schuld in het spel is als de rechter dat standpunt later onjuist acht.
Daarmee ligt er nu een helder criterium voor het pleitbaar standpunt, waar de praktijk mee uit de voeten kan. Helaas is die helderheid enigszins vertroebeld door een recent arrest over de afdrachtvermindering onderwijs. Hierin verwijst de Hoge Raad naar zijn in de Credit Suisse-arresten geformuleerde leer dat het hebben van een pleitbaar standpunt moet worden beoordeeld naar objectieve maatstaven. Tot zover geen vuiltje aan de lucht. Maar dan volgt de mogelijke vertroebeling. Jansen legt uit: "De Hoge Raad oordeelt dat hier geen sprake kan zijn van een naar objectieve maatstaven gemeten pleitbaar standpunt, omdat de afdrachtvermindering onderwijs betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden kent, waaraan de belanghebbende in kwestie niet heeft voldaan (de voor toepassing van de afdrachtvermindering vereiste verklaringen ontbraken). Zonder enige nadere beschouwing volgt de Hoge Raad de ‘betrekkelijk eenvoudige formele voorwaarden'-overweging van Hof Den Haag."
Subjectief
Is het pleitbaar standpunt dan toch subjectiever dan de term objectieve maatstaven doet vermoeden? "De Hoge Raad gaat, naar het lijkt, voor een erg ‘enge' benadering", vindt Jansen, "door enkel de (subjectieve) feiten van de voorliggende zaak in de beoordeling te betrekken. Een ruimere benadering waarbij ook gekeken wordt naar bijvoorbeeld andere vergelijkbare zaken, doet veel meer recht aan de objectiviteit van het pleitbaar standpunt. Zo heeft eveneens het Hof Den Haag in 2014 in een identieke zaak – een procedure gevoerd door een zusteronderneming van de belanghebbende in kwestie − nog geoordeeld dat weldegelijk sprake was van een pleitbaar standpunt over de afdrachtvermindering onderwijs omdat er ‘een fiscaaltechnisch lastig te beoordelen vraagstuk voorligt'. Nu de Advocaat-generaal in zijn conclusie voorafgaand aan het arrest expliciet verwijst naar deze uitspraak van het hof, kan het niet zijn dat de Hoge Raad dit over het hoofd heeft gezien."
"Is een eerder gegeven oordeel van een hof in een identieke /vergelijkbare casus dan niet relevant voor de beoordeling of sprake is van een pleitbaar standpunt?" Dat vraagt Jansen zich af. "Als dat niet het geval is, dan is de beoordeling van de pleitbaarheid van een standpunt een stuk subjectiever dan de rechtsregel ‘naar objectieve maatstaven' doet vermoeden. Dat zou geen positieve ontwikkeling zijn. Het was prettig geweest als de Hoge Raad dit in het onderhavige arrest nader had toegelicht. Nu is er weer onduidelijkheid over de benadering van het pleitbaar standpunt."