Zoals in de hiervoor onder 20.1 en 20.2 aangehaalde arresten van de Hoge Raad van 14 juni 2019 en 12 juli 2019 is overwogen dient bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last de gevolgen van de heffing van box 3 te worden bezien in samenhang met de gehele financiële situatie van de betrokkene. Daarbij moeten de inkomsten en het vermogen van eiseres en haar echtgenoot tezamen worden bezien. De keuzemogelijkheid die de wetgever eiseres heeft geboden in artikel 2.17, lid 4 van de Wet IB 2001 om het vermogen op de meest optimale wijze te verdelen over eiseres en haar echtgenoot (fiscale partner) staat los van de toets welke moet worden aangelegd in het kader van de beoordeling of artikel 1 EP is geschonden. Uit de feiten leidt de rechtbank af dat de echtgenoot van eiseres in 2015 en 2016 een (bruto)inkomen heeft van meer dan € 120.000. Daarnaast heeft eiseres tezamen met haar echtgenoot een niet-onaanzienlijk vermogen tot haar beschikking. De omstreden heffing over het box-3-inkomen van eiseres is in dit licht bezien niet van een dergelijk grote omvang dat die heffing kwalificeert als een individuele buitensporige last. Feiten en omstandigheden die in het geval van eiseres tot een ander oordeel zouden kunnen leiden zijn niet gesteld of gebleken.
Gelet op dit alles is geen strijd met artikel 1 EP aanwezig.
Voor zover eiseres stelt dat de wet onredelijk is, overweegt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 11 van de Wet algemene bepalingen staat het de rechter niet vrij om de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te beoordelen. De rechter kan een wet in formele zin slechts (gedeeltelijk) buiten toepassing verklaren indien en voor zover deze onmiskenbaar onverbindend is wegens strijd met het gemeenschapsrecht of met een ieder verbindende bepalingen van een verdrag. Daaruit en uit het vorenoverwogene vloeit voort dat de wens van eiseres om de belastingheffing in box 3 voor de jaren 2015 en 2016 te beperken tot het werkelijk behaalde rendement geen steun in het recht vindt. Ook in zoverre is het beroep ongegrond.