Mocht er alsnog een no-deal Brexit komen dan wordt het VK per 1 februari a.s. al een derde land en vallen we terug op de WTO-afspraken in de relatie tussen de EU en het VK. De kans hierop lijkt op dit moment zeer klein.
In de overgangsperiode bij een zachte Brexit verandert er tot in ieder geval 1 januari 2021 niets ten aanzien van de erkenning van door het VK afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen en de gelijkstelling van in het VK afgegeven geneeskundige verklaringen voor de zeevaart.
Na de overgangsperiode zal de erkenning van vaarbevoegdheden plaatsvinden op basis van een tussen het VK en Nederland daarover afgesloten zogeheten STCW I/10-overeenkomst, zoals die nu ook met bijvoorbeeld de Oekraïne is afgesloten. Daarnaast zullen ook de geneeskundige verklaringen van het VK worden geaccepteerd op dezelfde wettelijke basis waarop nu bijvoorbeeld de Oekraïense geneeskundige verklaringen voor de zeevaart worden geaccepteerd.
Als er onverhoopt toch nog sprake is van een harde Brexit, dan zal het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de stappen zetten die nodig zijn om ook in dat geval de erkenningen en gelijkstellingen door te laten lopen.
De op dit moment al afgegeven erkenningen van VK-vaarbevoegdheidsbewijzen blijven in elk geval geldig tot de verloopdatum van het individuele document, ongeacht de datum van een eventuele harde Brexit of de datum van een overeenkomst na de overgangsperiode bij een zachte Brexit.
Ook voor de fiscale regelingen geldt dat gedurende de overgangsperiode de Britse vlag (dus ook Gibraltar) worden geacht kwalificerende EU-vlaggen te zijn. Pas na de overgangsperiode - naar verwachting per 1 januari 2021 - zal de Britse vlag (inclusief Gibraltar) als vlag van een derde land kwalificeren.
In het onwaarschijnlijke geval van een harde Brexit zal er ten aanzien van de vlag fiscaal overgangsrecht moeten worden opgesteld. Dit is er echter nog niet, dus dan is haast geboden.