De Hoge Raad oordeelt dat rechters terughoudend moeten zijn met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep vanwege het niet meesturen van het bestreden besluit door de indiener.
X komt in beroep bij Rechtbank Noord-Holland. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van het bestreden besluit. In verzet blijft deze beslissing in stand.
De Hoge Raad oordeelt dat rechters terughoudend moeten zijn met het niet-ontvankelijk verklaren van een beroep vanwege het niet meesturen van het bestreden besluit door de indiener.
De Hoge Raad legt uit dat de verplichting tot overlegging van een afschrift van de bestreden uitspraak niet absoluut is. Art. 6:5 Awb eist slechts dat “zo mogelijk” een afschrift wordt overgelegd. Daarbij komt dat de rechter bij het niet overleggen niet verplicht is om over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring. Ten slotte speelt hier geen termijn van openbare orde. De rechtbank heeft dit alles miskend met het oordeel dat het niet overleggen van een afschrift van het bestreden besluit niet kan leiden tot verschoonbaarheid.
De Hoge Raad merkt op dat de bepaling over het verstrekken van het bestreden besluit ertoe strekt een goed verloop van de procedure te bevorderen. Zo moet duidelijk zijn welk bestuursorgaan verweerder is en tegen welk besluit het beroep is gericht. Als deze gegevens duidelijk worden uit het beroepschrift, dan is er geen reden een beroep niet-ontvankelijk te verklaren op de grond dat de indiener heeft verzuimd het besluit over te leggen.