Aan de door verweerder opgeworpen vraag of de 30%-regeling in de onderhavige tijdvakken nog wel zou kunnen worden toegepast omdat het op non-actief stellen van eiseres bij de inhoudingsplichtige daar mogelijk aan in de weg staat, wordt dan niet meer toegekomen.
Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten moet als eindheffingsbestanddeel zijn aangewezen
Eiseres neemt – kort samengevat – het standpunt in dat zij en haar inhoudingsplichtige toepassing van de 30%-regeling zijn overeengekomen, dat er tussen hen civielrechtelijke afspraken bestaan en dat de inhoudingsplichtige niet het prerogatief heeft om de 30%-regeling wel of niet toe te passen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de inhoudingsplichtige een deel van het werknemersloon moet aanwijzen als eindheffingsloon om het onder de vrijstelling van artikel 31a, lid 2, onder e, Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB) te kunnen brengen. En de inhoudingsplichtige heeft dat volgens verweerder niet gedaan.
Eiseres is met de inhoudingsplichtige een belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten overeengekomen bij het addendum op haar arbeidsovereenkomst. Op grond van artikel 31, lid 1, onderdeel f, en lid 4, in verbinding met artikel 31a, lid 2, van de Wet LB kan zo’n vergoeding als eindheffingsbestanddeel worden aangemerkt. Over de in geschil zijnde tijdvakken heeft de inhoudingsplichtige evenwel loonheffing ingehouden zonder toepassing van de 30%-regeling.
Aan de vraag of de inhoudingsplichtige juist heeft ingehouden, welke vraag aan de belastingrechter kan worden voorgelegd, gaat in dit geval eerst een andere vraag vooraf. Namelijk de vraag of de werkgever de vergoeding als eindheffingsbestanddeel heeft aangewezen. Of zij dát al dan niet terecht heeft gedaan, is een contractuele kwestie tussen eiseres en de inhoudingsplichtige en kan in deze procedure niet worden beantwoord.
Nu de inhoudingsplichtige blijkens de loonstroken in de onderhavige tijdvakken geen toepassing heeft gegeven aan de 30%-regeling, heeft zij de vergoeding in die tijdvakken naar het oordeel van de rechtbank niet aangemerkt als eindheffingsbestanddeel en is er dus juist ingehouden. Dat eiseres anders met de inhoudingsplichtige is overeengekomen en dat de inhoudingsplichtige hierbij mogelijk afspraken schendt of niet nakomt, is van arbeidsrechtelijke aard en kan er daarom niet toe leiden dat eiseres alsnog bij verweerder kan afdwingen dat zij de vergoeding netto krijgt uitgekeerd.
Aan de door verweerder opgeworpen vraag of de 30%-regeling in de onderhavige tijdvakken nog wel zou kunnen worden toegepast omdat het op non-actief stellen van eiseres bij de inhoudingsplichtige daar mogelijk aan in de weg staat, wordt dan niet meer toegekomen.
Aan de door verweerder opgeworpen vraag of de 30%-regeling in de onderhavige tijdvakken nog wel zou kunnen worden toegepast omdat het op non-actief stellen van eiseres bij de inhoudingsplichtige daar mogelijk aan in de weg staat, wordt dan niet meer toegekomen.
Geplaatst door Vincent de Groot van
Robelco Tax Services
op
zaterdag, september 26, 2020
Labels:
30%-regeling,
Belastingvrije,
Extraterritoriale,
Inhoudingsplichtige,
LB