Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Op Belgisch ingezetene is verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en China van toepassing
De Verordening heeft tot doel de sociale zekerheidsstelsels van de lidstaten van de Europese Unie te coördineren. Op de relatie tussen (uitsluitend) één lidstaat en een derde land is de Verordening niet van toepassing. De Verordening laat dan ook onverlet de bevoegdheid van een lidstaat om bilaterale of multilaterale verdragen te sluiten met derde landen. Daarbij geldt overigens wel dat lidstaten zich moeten onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) in gevaar kan brengen. Een bilateraal verdrag tussen een lidstaat en een derde land mag verder ook geen verplichtingen opleggen aan andere lidstaten die verder zouden gaan dan wat het gemeenschapsrecht eist.
Met de sluiting van het Verdrag heeft Nederland gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de toepasselijkheid van het sociale zekerheidsrecht te regelen in de relatie tussen Nederland en China. Gesteld noch gebleken is dat Nederland hiermee zijn bevoegdheid, ook in relatie tot het Unierecht, te buiten is gegaan.
Aangezien eiser als werknemer in Nederland is gedetacheerd naar China zal de rechtbank beoordelen of het Verdrag van toepassing is op eisers situatie.
Partijen zijn het erover eens dat eiser onder de personele werkingssfeer van het Verdrag valt, zoals omschreven in artikel 3 van het Verdrag, aangezien eiser onderworpen was aan de Nederlandse wetgeving voordat hij werd uitgezonden naar China.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheid dat eiser in België woont in dit geval geen grond vormt om hem een beroep op het Verdrag te ontzeggen.
In de eerste plaats biedt noch de tekst van het Verdrag noch de toelichtende nota steun voor deze uitleg. Zo stelt het Verdrag niet als voorwaarde dat de werknemer op het grondgebied van één van de verdragsluitende partijen moet wonen. In de tweede plaats is de door verweerder geschetste, hypothetische situatie van de toepasselijkheid van twee verschillende bilaterale verdragen en een mogelijk conflict tussen die verdragen in dit geval niet aan de orde. België heeft immers met China geen verdrag inzake sociale zekerheid, zodat zich in dit geval ook geen conflict kan voordoen.
De uitspraak van deze rechtbank uit 2011, waarnaar verweerder heeft verwezen, kan verweerder evenmin baten. De situatie in die uitspraak verschilt wezenlijk van de situatie in deze zaak, omdat de betrokkene in die uitspraak juist niet onder de personele werkingssfeer van het daar aan de orde zijnde verdrag tussen Nederland en Zwitserland viel. Het Verdrag tussen Nederland en China stelt daarentegen niet de eis dat iemand onderdaan is van één van beide verdragsluitende staten.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat eiser onder het toepassingsbereik van het Verdrag valt. Niet in geschil is dat in eisers geval is voldaan aan de voorwaarden van artikel 6 van het Verdrag, dat ziet op de detachering van werknemers. Toepassing van die bepaling leidt er dan toe dat op eiser in de periode in geding de wetgeving van Nederland van toepassing is gebleven. Onder die wetgeving wordt op grond van artikel 2, eerste lid, van het Verdrag verstaan de wetgeving met betrekking tot de sociale verzekeringen inzake ouderdom, werkloosheid en nabestaanden.
In de periode in geding wordt eisers sociaalverzekeringsrechtelijke positie dus bepaald door het Verdrag.
De rechtbank volgt verweerder ook niet in diens stelling dat op grond van het Unierecht en het arrest SF toepassing van het socialezekerheidsrecht van het woonland is aangewezen vanaf het moment van eisers detachering naar China. De casus in het arrest SF verschilt namelijk van eisers situatie. Zo was in het arrest SF geen bilateraal verdrag aan de orde tussen het vestigingsland van de werkgever en het land waar de werkzaamheden feitelijk werden verricht. Reeds gelet op dit verschil ziet de rechtbank onvoldoende reden om aan te nemen dat de uitspraak in de zaak SF moet worden toegepast op de periode in geding in eisers situatie. Overigens merkt de rechtbank nog op dat de zeevarende in het arrest SF uitsluitend werkte buiten het grondgebied van de Europese Unie, terwijl eiser zowel vóór als ná zijn detachering in Nederland werkzaam was.
Toepassing van artikel 11, derde lid, onder e, van de Verordening gedurende het jaar van eisers detachering, zoals door verweerder aangevoerd, zou in dit geval bovendien leiden tot een resultaat dat in strijd komt met de aan de Verordening ten grondslag liggende doelstellingen. Het zou namelijk betekenen dat eiser in de periode in geding niet langer in Nederland is verzekerd, maar (uitsluitend) gedurende dat jaar wordt onderworpen aan de Belgische socialezekerheidswetgeving en – naar mag worden aangenomen – ook aan de Chinese socialezekerheidswetgeving met alle bijbehorende administratieve lasten. Met deze wisseling van wetgeving wordt afbreuk gedaan aan het doel om zo veel mogelijk permanente socialezekerheidsbescherming te bieden door toepassing van één socialezekerheidswetgeving, en om cumulatie en versnippering van uitkeringen en premies te voorkomen. Ook zou het afbreuk doen aan het werklandbeginsel, dat op grond van de Verordening als hoofdregel geldt, en dat erop is gericht dat voor werknemers die in hetzelfde land werkzaam zijn dezelfde socialezekerheidswetgeving geldt en dezelfde premies verschuldigd zijn. Het zou bovendien ertoe leiden dat het vrij verkeer van werknemers wordt belemmerd, aangezien de nadelen die eiser en zijn werkgever ondervinden, niet gelden voor in Nederland wonende collega’s van eiser die door de werkgever naar China worden uitgezonden. Ook dit alles staat aan toepassing van artikel 11, derde lid, onder e, van de Verordening in de weg.