Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Geen elders belast voor Litouws ingezetene voor inkomen uit arbeid uitgeoefend aan boord schip
De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht slechts gedeeltelijk aan het verzoek om ambtshalve vermindering is tegemoet gekomen. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De inspecteur vermindert een belastingaanslag ambtshalve zodra hem is gebleken dat deze tot een te hoog bedrag is vastgesteld.1 Op belanghebbende rust de last om de feiten en omstandigheden te stellen en bij betwisting aannemelijk te maken waaruit volgt dat de aanslag te hoog is vastgesteld.2
De rechtbank is van oordeel dat belanghebbende - tegenover de gemotiveerde betwisting door de inspecteur - niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aanslag, na de uitspraak op bezwaar, tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Belanghebbende stelt kortgezegd dat het heffingsrecht van Nederland wordt beperkt door artikel 15, derde lid, van het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek [locatie] tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen van 16 juni 1999 (hierna: het Verdrag). Er is namelijk sprake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd. Nederland moet de aftrek ter voorkoming van dubbele belasting toestaan en daarom is de aanslag te hoog vastgesteld. De inspecteur betwist dit gemotiveerd.
De rechtbank overweegt als volgt. Niet in geschil is dat de werkzaamheden van belanghebbende voor een Nederlandse werkgever op het continentaal plat van Nederland hebben plaatsgevonden en dat de [bedrijf] vaart onder Nederlandse vlag. Namens belanghebbende is uitgebreid gemotiveerd wat de achtergrond is van en wat de werking is van artikel 15, derde lid, van het Verdrag. Wat daar ook van zij, de rechtbank constateert dat belanghebbende met geen enkel concreet stuk zijn stellingen over de feitelijke situatie zoals ten aanzien van de gestelde (hoofd)taak van het vervoer van materialen en personeel ten opzichte van de bouw van het windpark, het aandoen van andere jurisdicties en de daadwerkelijke werkzaamheden van belanghebbende, heeft gestaafd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende reeds daarom niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, zoals is bedoeld in artikel 15, derde lid, van het Verdrag.