Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.
Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"
Translate this site
Rentevergoeding voor vermindering aanslag m.b.t. heffing box 3
Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat zij voor de jaren 2016, 2017 en 2018 recht heeft op een vergoeding van belastingrente dan wel de rente als bedoeld in Afdeling 4.4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) over de periode tussen de betaling van de voorlopige aanslag (2017: 8 juni 2018; 2018: 24 mei 2019) en de terugbetaling via een verminderingsbeschikking (2017: 22 juli 2022; 2018: 25 juli 2022).
De Inspecteur heeft hiertegen ingebracht dat ingevolge artikel 30fe van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) over de terugbetalingen van de box 3-heffing geen belastingrente wordt vergoed.
Het Hof stelt voorop dat, zoals hiervoor is overwogen, belanghebbende voor het jaar 2016 niet in aanmerking komt voor een vermindering van de box 3-heffing en dat over bedoelde verminderingsbeschikkingen voor de jaren 2017 en 2018 geen belastingrente is vergoed. Het Hof onderschrijft het betoog van de Inspecteur dat dit laatste voortvloeit uit artikel 30fe van de AWR. Het beroep van belanghebbende op Afdeling 4.4.2 van de Awb slaagt naar het oordeel van het Hof niet, omdat ingevolge artikel 4:103 van de Awb bedoelde Afdeling niet van toepassing is aangezien in Hoofdstuk VA van de AWR een andere regeling omtrent verzuim en de gevolgen daarvan is getroffen.
Het ontbreken van een nationale regeling op grond waarvan belanghebbende recht zou hebben op een rentevergoeding, laat onverlet dat het EHRM, indien het vaststelt dat er een schending van het Verdrag of van de Protocollen daarbij heeft plaatsgevonden en indien het nationale recht van de betrokken Hoge Verdragsluitende Partij slechts gedeeltelijk rechtsherstel toelaat, ingevolge artikel 41 van het EVRM, indien nodig, een billijke genoegdoening toekent aan de benadeelde. Het EHRM oordeelde in het arrest van 23 oktober 1990, nr. 17/1989/177/233 (Darby), BNB 1995/244, namelijk:
“37. As regards pecuniary damage, the applicant claimed repayment of the excess tax he had paid between 1979 and 1981, that is 3,065 Swedish kronor (see paragraph 16 above), plus interest calculated in accordance with the Swedish Interest Act (räntelagen) from the year in which the taxes were levied until the date of reimbursement. While accepting this claim in principle, the Government maintained that the Swedish Interest Act was not applicable. However, they left it to the Court to determine whether the amount claimed should be increased on an equitable basis.
38. The Court awards Dr. Darby 8,000 kronor under this head, comprising the amount of tax unduly paid in 1979-1981 (3,065 kronor) and interest assessed in the light of the interest rates in Sweden at the time.”
Het Hof leidt uit Darby af dat het EHRM bij schending van het EVRM een belastingplichtige, alhoewel op grond van de nationale wet geen recht op een rentevergoeding bestaat, toch een rentevergoeding toe kent en wel één die aansluit bij de nationale wet. Het Hof merkt in dit kader nog op dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest van 18 april 2013, Mariana Irimie, C565/11, ECLI:EU:C:2013:250, heeft geoordeeld dat het beginsel dat de lidstaten verplicht zijn om in strijd met het Unierecht geheven belastingen met rente terug te betalen, uit het Unierecht zelf voortvloeit. In aansluiting op laatstgenoemd arrest is artikel 28c van de Invorderingswet 1990 ingevoerd.
Tussen partijen is niet in geschil dat de box 3-heffing in strijd met het EVRM is geheven. Belanghebbende heeft daarom naar het oordeel van het Hof recht op een passende vergoeding voor het verlies dat zij als gevolg van de onverschuldigde betaling van belasting heeft geleden. Naar het oordeel van het Hof voldoet de in artikel 30hb van de AWR neergelegde rentevoet aan het vereiste van een billijke genoegdoening als bedoeld in artikel 41 van het EVRM. Toepassing van het hiervoor vermelde arrest Darby brengt naar het oordeel van het Hof mee dat belastingrente moet worden vergoed over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling van de onverschuldigde box 3-heffing en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling.
Geplaatst door Vincent de Groot van
Robelco Tax Services
op
zondag, februari 18, 2024
Labels:
AWR,
Belastingdienst,
Box 3,
Rechtspraak,
Rentevergoeding