Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Prinsjesdag 2024: Wijzigingen in de inkomstenbelasting

In dit artikel staan alle wijzigingen op het gebied van de inkomstenbelasting uit het belastingpakket 2025 per wetsvoorstel.

Belastingplan 2025
  • Het gezamenlijke basistarief in box 1 en loonbelasting wordt gesplitst in twee tarieven. Hierdoor moet gericht lastenverlichting plaatsvinden. Het tarief eerste schijf wordt 35,82%, het tarief in de tweede schijf vanaf € 38.441 wordt 37,48% en het tarief in de derde schijf vanaf € 76.817 blijft 49,50%. Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd gelden de tarieven van 17,92%, 37,48% respectievelijk 49,50%.
  • Het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting wordt verlaagd, waardoor belastingplichtigen eerder onder het toptarief vallen. Ook wordt het aangrijpingspunt jaarlijks geïndexeerd.
  • Het tarief van de tweede schijf in box 2 van 33% wordt met 2%-punt verlaagd naar 31%. Het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders komt hierdoor uit op 48,80%.
  • De algemene heffingskorting wordt verlaagd naar € 3068.
  • Het punt waarop de algemene heffingskorting afbouwt, wordt gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML).
  • De uitbetaling van de algemene heffingskorting (AHK) aan minstverdienende partners geboren op of na 1 januari 1963, wordt gedeeltelijk teruggebracht. Hierbij geldt een aantal aanvullende voorwaarden. Zo moet de minstverdienende partner de AHK zelf niet of beperkt kunnen verrekenen (beneden een niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting); de minstverdienende partner bij aanvang van het kalenderjaar ten minste 21 jaar is en in het kalenderjaar niet gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door de ouders is onderhouden; de meestverdienende partner voldoende belasting en premie voor de volksverzekeringen is verschuldigd, na vermindering met de gecombineerde heffingskorting; het gezamenlijke verzamelinkomen minder dan € 48.500 (geschat bedrag 2028) bedraagt; en dat het bedrag van de AK waar de meestverdienende partner recht op heeft niet te hoog is.
  • Er wordt verduidelijkt dat huurderslasten voor de niet-onzelfstandige werkruimte in een als ondernemingsvermogen geëtiketteerde woning niet-aftrekbaar is. Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9544, V-N 2017/14.15.
  • De regelgeving met betrekking tot de MIA en Vamil wordt aangepast conform de EIA. De integratie van het aanvraagproces en de bezwaarprocedure leidt voor de MIA/Vamil tot een beschikking van RVO waartegen bezwaar en beroep open staat. De milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering komt daarmee bij de RVO te liggen in plaats van bij de inspecteur (die daarvoor nu afhankelijk is van de kennis van RVO bij het opleggen van de aanslag).
  • Ten aanzien van excessief lenen komt er een regeling ter voorkoming van onvoorziene dubbeltellingen bij personenvennootschappen. Verplichtingen die voortkomen uit de verbondenheid van de participanten in een samenwerkingsverband, worden uitgesloten van het schuldenbegrip. Daarnaast wordt een samentelbepaling ingevoerd voor situaties waarin een schuld voor meer dan de nominale waarde bij verschillende belastingplichtigen die participeren in een samenwerkingsverband in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het fictief regulier voordeel. Ook wordt een dubbeltelling weggenomen doordat het meerdere van het gezamenlijk in aanmerking te nemen bedrag in gelijke delen in mindering wordt gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag van de schuld.
  • Voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe komt een specifieke vrijstelling in box 3.
  • De fiscale regelingen rond giften (giftenaftrek in de IB en de VPB, alsmede geven uit de vennootschap) worden beperkt. Voorgesteld wordt met ingang van 1 januari 2025 de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen en voor giften gedaan op of na 1 januari 2025 de giftenaftrek in de VPB af te schaffen. De giftenaftrek in de IB blijft ongewijzigd. Er wordt geen uniformering voorgesteld, zoals eerder wel was aangekondigd.
  • In de regeling aftrek voor specifieke zorgkosten worden enkele aanpassingen gedaan. Voor de kosten van vervoer voor het verkrijgen van medische hulp en (farmaceutische) hulpmiddelen wordt voorgesteld aan te sluiten bij de wijze waarop reiskosten voor het bezoeken van langdurig verpleegde personen wordt berekend. Hierbij worden de aftrekbare uitgaven gesteld op € 0,23 per kilometer indien gereisd wordt per auto, niet zijnde een taxi. Bij leefkilometers wordt voorgesteld om een vast bedrag voor aftrek in aanmerking te laten komen. Bij de uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen wordt de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde gewijzigd in de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde.
  • Er wordt een aantal wijzigingen voorgesteld in de Wet IB 2001 en de Wet VPB 1969 waarmee redactionele onjuistheden en onbedoelde gevolgen van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (Wet FKR) worden hersteld. De wijzigingen zien op het volgende:
    • een verwijzingsfout in de regeling voor buitenlandse belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting;
    • een toevoeging aan het begrip kerkgenootschappen als vennootschapsbelastingplichtig lichaam;
    • een overbodig geworden toerekeningsbepaling voor commanditaire vennoten in de vennootschapsbelasting;
    • een aanpassing van de aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting met betrekking tot de toekenningen en uitreikingen van aandelen en optierechten binnen een concern; en ten slotte
    • een aanpassing van de specifieke aftrekbeperking voor rente die verschuldigd is aan verbonden lichamen of personen.
[nieuwsbron]

Overige Fiscale Maatregelen 2025
Vereenvoudigde rechtstreekse zusterfusie: er worden maatregelen voorgesteld om de fiscale begeleiding van bepaalde juridische fusies uit te breiden voor de belastingplichtige aandeelhouders die betrokken zijn bij een fusie. De wijzigingen zien onder meer op de teboekstelling van de aandelen in de verkrijgende vennootschap, respectievelijk de verkrijgingsprijs voor het aanmerkelijk belang, het opgeofferd bedrag in de verkrijgende vennootschap voor de liquidatieverliesregeling in de vennootschapsbelasting en de hoogte van het gestort kapitaal van de verkrijgende vennootschap voor de dividendbelasting. Het voorstel codificeert de goedkeuring uit het Besluit van 14 maart 2024, V-N 2024/15.3 (verzamelbesluit AB).


Fiscale Verzamelwet 2025
Lijfrenten en pensioenen in de Wet IB 2001 en de Wet LB 1964. Het voorstel bevat de volgende vooral technische aanpassingen voor lijfrente en pensioenen:
  • Legataris als begunstigde bij de lijfrenterekening, het lijfrentebeleggingsrecht en bij de oudedagsverplichting.
  • Voorkomen boxsplitsing van oude lijfrenten als gevolg van arresten Hoge Raad van 13 juli 2018, waaronder ECLI:NL:HR:2018:1199, BNB 2019/106.
  • Geen revisierente bij afkoop van een lijfrente over het onbelaste deel.
  • Bij een onregelmatige handeling ten aanzien van een nettolijfrente gelden de fiscale gevolgen slechts voor het gedeelte van de nettolijfrente waarbij sprake is van een onregelmatige handeling.
  • Voorkomen toepassen vrijstelling op rentebestanddeel oud pensioen als gevolg van arrest Hoge Raad van 18 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1596, V-N 2019/51.10.
  • Voorkomen belastingafstel bij niet-reguliere afwikkeling pensioen of loonstamrecht in eigen beheer of oudedagsverplichting.

[nieuwsbron]

Stand-van-zakenbrief box 3
Staatssecretaris Idsinga van Financiën bereidt wetgeving voor om de heffing in box 3 in overeenstemming te brengen met de jurisprudentie van de Hoge Raad. Hierin zullen de regels voor het bepalen van het werkelijke rendement worden opgenomen. Dat schrijft hij in de stand van zakenbrief rechtsherstel box 3 die naar Tweede Kamer is verstuurd.

In de brief wordt toegelicht welke belastingplichtigen een beroep kunnen doen op de arresten van de Hoge Raad van 6 en 14 juni 2024 en gebruik kunnen maken van de tegenbewijsregeling:
  • Belastingjaren 2021 en later: alle belastingplichtigen.
  • Belastingjaren 2019 en 2020:
    • Belastingplichtigen met een definitieve aanslag die op 21 december 2021 nog niet onherroepelijk vaststond of daarna ontvangen is, én:
    • die een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan of dit uiterlijk voor het einde van dit jaar (voor het belastingjaar 2019) of voor het einde van het volgende jaar (voor het belastingjaar 2020) nog doen.
  • Belastingjaren 2017 en 2018:
    • Belastingplichtigen met een definitieve aanslag waarvan hun bezwaar meeliep in de massaal bezwaarprocedure of waarvan de definitieve aanslag ná het Kerstarrest ontvangen is én;
    • die uiterlijk voor het einde van 2022 (voor het belastingjaar 2017) of voor het einde van 2023 (voor het belastingjaar 2018) tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben ingediend naar aanleiding van het geboden rechtsherstel.
Er is sprake van een ruime benadering van de doelgroep, aangezien ook degenen van wie de desbetreffende aanslag op 6 juni 2024 al wel onherroepelijk vaststond, maar op 24 december 2021 nog niet, in aanmerking kunnen komen voor aanvullend rechtsherstel. Zij dienen wel binnen de vijfjaarstermijn een verzoek tot ambtshalve vermindering te doen. Het invullen van het formulier opgaaf werkelijk rendement (OWR) wordt gezien als een verzoek tot ambtshalve vermindering. Daarbij wordt voor geen enkel belastingjaar een uitzondering op de vijfjaarstermijn gemaakt.

Het kabinet acht het eigen gebruik van een onroerende zaak onderdeel van het werkelijke rendement voor de berekening van het rechtsherstel. Bij aan- en verkoop van woningen gedurende het jaar moet de waardeontwikkeling tegen de WOZ-waarde tijdsevenredig verdeeld worden tussen de koper en de verkoper. Ook komen de berekening voorkoming dubbele belasting, toepassing schuldendrempel en de toepassing vrijstelling groene beleggingen in de brief aan bod.

De conceptwetgeving voor het rechtsherstel is gereed. De planning is om in het eerste kwartaal van 2025 het wetsvoorstel aanhangig te maken bij de Tweede Kamer. Naar verwachting treedt de wet inwerking per 1 juni 2025. Volgens planning is het OWR-formulier in de zomer van 2025 beschikbaar.

[nieuwsbron]

Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025
Zie voor de aanpassingen op het gebied van de inkomstenbelasting het bericht Prinsjesdag 2024: Wijzigingen bedrijfsopvolgingsregelingen.

Wijziging algemene nabestaandenwet en Participatiewet in verband met afbouwen dubbele algemene heffingskorting
Minister Van Hijum van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op Prinsjesdag het wetsvoorstel wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2025, 2026 en 2027 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2025 in werking treedt.

De wet bevat de volgende maatregelen:
  • De Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet wordt gewijzigd, zodat de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon tot 1 januari 2028 wordt vastgezet op de stand van 1 juli 2024. Hierdoor wordt de stapsgewijze verlaging van een aantal uitkeringen op het sociaal minimum in 2025, 2026 en 2027 tijdelijk gepauzeerd.
  • Het afbouwpad van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon wordt aangepast en gepauzeerd. Bij de halfjaarlijkse berekening van het referentieminimumloon van 1 januari 2025 t/m 1 juli 2027 wordt rekening gehouden met 157,5% van de van toepassing zijnde algemene heffingskorting. Met ingang van 1 januari 2028 wordt dit percentage per halfjaar met 2,5 procentpunt verlaagd totdat de algemene heffingskorting per 1 januari 2039 100% bedraagt. Dit leidt tot een tijdelijke verhoging van de normbedragen voor:
    • a. de nabestaandenuitkering en de wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
    • b. de bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet.
    • c. de bijstandsuitkering voor zelfstandig ondernemers op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
    • d. de uitkering Aanvullende Inkomensondersteuning Ouderen (AIO) op grond van de Participatiewet.
    • e. de overbruggingsuitkering (OBR) op grond van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW.
    • f. de uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW).
    • g. de uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
    • h. de toeslag tot aan het sociaal minimum voor alleenstaanden met een loondervingsuitkering (WW, WIA/WAO, Wajong, IOW, ZW), op grond van de Toeslagenwet (TW).
Het doel van het wetsvoorstel is de koopkracht van huishoudens met een uitkering op het niveau van het sociaal minimum te ondersteunen tijdens de huidige kabinetsperiode. De dubbele algemene heffingskorting is een tegemoetkoming voor partners met een bijstandsuitkering die niet in aanmerking komen voor de fiscale regeling van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner. Door deze fiscale regeling kan een partner zonder inkomen of een laag inkomen de niet gebruikte algemene heffingskorting verzilveren bij de meestverdienende partner. Partners met een bijstandsuitkering, die dus geen gebruik kunnen maken van de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner, kunnen tweemaal de algemene heffingskorting toepassen bij berekening van het referentieminimumloon.

Sinds 2009 is de algemene heffingskorting voor de minstverdienende partner afgebouwd. Deze afbouw is per 1 januari 2023 voltooid.

Sinds 2012 wordt de dubbele algemene heffingskorting in de berekening van het referentieminimumloon afgebouwd tot eenmaal de algemene heffingskorting. Dit wetsvoorstel voorziet in een afwijkend tijdpad van deze afbouw.

[nieuwsbron]

-------------------------------------------------------------

Lees ook de wijzigingen uit het belastingpakket 2025 in de:

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X