Vincent de Groot: "Onze dienstverlening is volledig gericht op de internationale werknemer. Door de uitgebreide ervaring met en de specifieke kennis over onder meer de fiscale omstandigheden van zeevarenden, personen werkzaam in de offshore-industrie en bij baggerbedrijven, maar ook voor andere internationaal mobiele werknemers, weet u zeker dat uw fiscale zaken in vertrouwde en deskundige handen zijn.

Bent u buiten Nederland werkzaam? Zit u met vragen over belastingen en sociale premies? Niet alleen voor het verzorgen van uw Nederlandse aangifte inkomstenbelasting, maar ook bij advisering over werken buiten Nederland of voor een buitenlandse werkgever en wonen buiten Nederland bent u bij ons aan het juiste adres!"



Translate this site


Begrip "internationaal verkeer" in belastingverdrag Nederland-Luxemburg

De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH aanslag heeft een standpunt ingenomen over de uitleg van het begrip ‘internationaal verkeer’ in artikel 16, derde lid, van het belastingverdrag Nederland-Luxemburg.

Aanleiding
Schepen van een in Luxemburg gevestigde onderneming worden zowel in Nederland als in landen buiten Nederland ingezet voor het uitbaggeren van wateren alsmede daaraan gerelateerde werkzaamheden zoals het afvoeren van baggerspecie.

Vraag
Is op het uitbaggeren en daaraan gerelateerde werkzaamheden, zoals het afvoeren van baggerspecie, artikel 16, derde lid, Verdrag Nederland-Luxemburg (hierna: Verdrag NL-LUX) van toepassing?

Antwoord
Nee. Het uitbaggeren en daaraan gerelateerde werkzaamheden zoals het afvoeren van baggerspecie zijn geen werkzaamheden in internationaal verkeer als bedoeld in artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX.

Beschouwing
Artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX, wijst het heffingsrecht over beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig in internationaal verkeer, of aan boord van een schip dat dient voor vervoer in de binnenwateren, exclusief toe aan de verdragsstaat waarvan de genieter van de beloning inwoner is. In relatie tot Zwitserland heeft de Hoge Raad in HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1845 geoordeeld dat onder het Verdrag Nederland-Zwitserland 2010 (hierna: Verdrag NL-CHE) sprake is van ‘exploitatie in internationaal verkeer’ als sprake is van commercieel vervoer van goederen en personen in internationaal verkeer. Gelijkluidend zijn HR 22-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1292 en HR 29-09-2023, ECLI:NL:HR:2023:1479, waarin de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaart.

Hoewel in artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX gesproken wordt over ‘internationaal verkeer’, ontbreekt in tegenstelling tot het op het OESO-MV 2008 gebaseerde Verdrag NL-CHE in het Verdrag NL-LUX echter een definitie van het begrip ‘internationaal verkeer’. Het Verdrag NL-LUX is gebaseerd is op het OESO-MV 1963, Kamerstukken II 1967-1968, 9683, nr. 1. Een definitie van internationaal verkeer is voor het eerst opgenomen in het OESO-MV 1977.

Een begrip dat niet in het Verdrag NL-LUX zelf gedefinieerd wordt moet, tenzij de context van het Verdrag anders vereist, op grond van artikel 3, tweede lid, van het Verdrag NL-LUX worden uitgelegd conform de betekenis die het begrip heeft in de nationale wet van de Staat die het verdrag toepast, in casu Nederland.

Meer in het algemeen bepaalt artikel 31, eerste lid, van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht (hierna: het Verdrag van Wenen) dat een verdrag te goeder trouw moet worden uitgelegd overeenkomstig de gewone betekenis van de termen van het verdrag in hun context en in het licht van voorwerp en doel van het Verdrag. Op grond van artikel 31, tweede lid, van het Verdrag van Wenen, behoort onder meer het OESO-Commentaar tot de context.

In de Nederlandse (belasting)wetgeving wordt het begrip ‘internationaal verkeer’ gebruikt in artikel 7.3, van de Wet inkomstenbelasting 2001 en artikel 19, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In beide gevallen wordt het begrip gebruikt in verband met het vervoer van personen en zaken, een definitie ontbreekt echter.

In HR 14-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1436, heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over de status van verdragsanterieur en verdragsposterieur commentaar bij het uitleggen van verdragen. Uit het arrest blijkt dat OESO-commentaar gepubliceerd nadat een verdrag is gesloten kan worden gebruikt als aanvullend middel van interpretatie in de zin van artikel 32 van het Verdrag van Wenen indien met de betreffende bepaling zoveel mogelijk aansluiting is gezocht bij een bepaling uit het OESO-modelverdrag en het commentaar niet verder gaat dan een precisering of verduidelijking van de betreffende bepaling van het OESO-modelverdrag of van eerder OESO-commentaar.

Zowel artikel 8 als artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX komen, afgezien van enkele tekstuele verschillen, wat betreft strekking overeen met de tekst in het verdrag NL-CHE waar de arresten uit 2021 en 2023 op zien. In beide verdragen is sprake van een toewijzingsregel voor de voordelen behaald met de exploitatie van een schip in internationaal verkeer en een artikel met een toewijzingsregel voor de beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip in internationaal verkeer.

Voorgaande betekent dat in relatie tot Luxemburg de vraag speelt of het verband tussen artikel 8 en artikel 15 zoals de Hoge Raad dit in HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1845 relevant acht in het Verdrag NL-CHE, als zodanig ook aanwezig is in het Verdrag NL-LUX en dit ook uit het OESO-MV 1963 en het OESO-Commentaar 1963 blijkt. De Kennisgroep is van mening dat uit paragraaf 4 bij artikel 15 van het OESO-Commentaar 1963 blijkt dat ook in deze versie van het commentaar de uitleg van artikel 15, derde lid, OESO-MV samenhangt met het toepassingsbereik van artikel 8, OESO-MV 1963. Dit betekent dat ook het toepassingsbereik van artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX afgebakend moet worden aan de hand van het toepassingsbereik van artikel 8, Verdrag NL-LUX.

Het OESO-Commentaar 1963 op artikel 8 kende in paragraaf 2 dezelfde strekking als in de latere, meer uitgebreide versies en meer specifiek het OESO-Commentaar 2008 waarnaar in HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1845 verwezen wordt, namelijk dat het primair om vervoer van goederen of personen moet gaan. Hieruit concludeert de kennisgroep dat de toevoegingen in het latere commentaar niet verder gaan dan een precisering of verduidelijking. Dat betekent dat de invulling die de Hoge Raad in 2021 en 2023 aan het begrip ‘internationaal vervoer’ gegeven heeft, ook geldt voor het Verdrag NL-LUX.

Het eventuele vervoer van personen en goederen op de schepen in de casus is bijkomstig aan de hoofdactiviteit, zijnde baggeren. Dit betekent dat de resultaten uit de exploitatie van het schip niet rechtstreeks verband houden met commercieel vervoer van personen en goederen per schip in internationaal verkeer en dat artikel 16, derde lid, Verdrag NL-LUX niet van toepassing is.

Internationaal werkzaam, zeevarend? Werkzaam in de bagger- of offshore-industrie? Neem contact op met Robelco Tax Services!

X